maandag 22 november 2010

Nieuwe rapporten en cijfers over uitstroom van bijstandsgerechtigden


Een ander rapport dat ik in de voorbereidingsfase noem is van de Inspectie Werk en Inkomen van 22 november 2010. De Inspectie concludeert dat er meer aandacht nodig is voor WWB’ers en WW’ers die op meerdere gebieden problemen hebben. Het gaat om een grote groep mensen: zo heeft naar schatting ruim de helft van de 300.000 mensen in de WWB ernstige problemen op meerdere gebieden. Goede hulp aan mensen met meerdere problemen vereist maatwerk. Een goede samenwerking met organisaties op andere terreinen - zoals zorg, onderwijs en huisvesting - is daarbij essentieel. Vaak is het van belang om de cliënt door te sturen naar meer specialistische ondersteuning.

Om de juiste dienstverlening te geven, moet zo vroeg mogelijk duidelijk worden dat er meerdere problemen zijn. Zonodig moet de cliënt worden doorverwezen naar meer intensieve dienstverlening. In de praktijk is dat vaak lastig: veel cliënten zijn huiverig om meteen al hun problemen op tafel te leggen. En voor de contactpersonen van gemeente en UWV is het doorvragen naar problemen niet altijd een vast onderdeel van het eerste gesprek. Naast een snelle en juiste diagnose is een grote mate van betrokkenheid van de klantmanager onmisbaar om mensen met meerdere problemen goed te kunnen helpen. Hij of zij moet een vertrouwensband kunnen opbouwen en flexibel kunnen zijn. De intensieve dienstverlening aan deze mensen vraagt natuurlijk meer tijd en aandacht dan begeleiding van mensen die zelf min of meer in staat zijn werk te vinden. Er is sprake van een spanning tussen de dienstverlening die nodig is en het aantal cliënten van een klantmanager die zich toelegt op deze probleemgevallen.

Het is moeilijk om het resultaat van de dienstverlening aan mensen met een opeenstapeling van problemen precies te meten en aan te tonen. Het is meestal niet uit te drukken in aantallen plaatsingen naar werk. Het resultaat bestaat vaak uit persoonlijke effecten, zoals meer welzijn en een verkleining van de afstand tot werk. Ook zijn er maatschappelijke effecten, zoals minder beroep op gezondheidszorg, verbeterde veiligheid, minder criminaliteit. Die persoonlijke en maatschappelijke effecten van dienstverlening zijn vaak onvoldoende zichtbaar. [1]

Op dezelfde dag waarop het rapport van de Inspectie verschijnt ziet de reintegratie monitor van de Raad voor Werk en Inkomen het licht. Er wordt verder bekend, dat juist nu gemeenten er beter in slagen mensen uit de bijstand aan werk te helpen, het mes rigoureus in het re-integratiebudget gaat. Door deze bezuinigingen vanuit Den Haag – zeker 100 miljoen minder in 2011 luidt de prognose – raken gemeenten in de klem doordat het aantal bijstandsklanten weer groeit, zoals de re-integratiemonitor van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) liet zien. Van de mensen die via de sociale dienst in 2007 met re-integratie zijn begonnen, is bijna de helft (47 procent) binnen twee jaar betaald aan het werk gegaan, blijkt uit de jongste cijfers. [2]


[2] Lees het complete artikel op de website van De Volkskrant.

vrijdag 5 november 2010

De posities worden ingenomen

Op 8 november 2010 verschijnt een bericht in het Financieel Dagblad, waarin staat dat op het ministerie SOZAWE volgens de schrijver van het artikel ‘koortsachtig’ gewerkt wordt aan wat de grote hervorming van het kabinet Rutte moet worden: de invoering van de WWNV met haar samenvoeging van WWB, Wajong en WSW. Een woordvoerder van de staatssecretaris laat weten dat de concrete invulling van het plan een maand later komt, bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken in de Tweede Kamer. 
De woordvoerder laat verder weten dat de ruim 100.000 mensen met de indicatie 'sociale werkplaats', de dans ontspringen. Zij behouden hun beschutte werkplek.

Cedris, de branchevereniging voor de sociale werkvoorziening (WSW) stelt alvast nuchter vast dat dit weinig ruimte creëert voor de 19.000 mensen op haar wachtlijsten. 'In 1998 zijn de WSW-eisen verscherpt. Er zitten bij ons nog mensen van voor die tijd die naar de huidige maatstaven geen sociale werkplek zouden krijgen', zegt voorzitter Joan Leemhuis-Stout. Lees het volledige bericht op de website van het Financieele Dagblad.

De vraag is, in hoeverre het artikel in het Financieel Dagblad van 8 november 2010 juist is. Uit een toespraak van de staatssecretaris in december 2010 blijkt, dat er pas op 15 november een ambtelijk ‘programmateam’ werken naar vermogen was geformeerd, in eerste instantie onder leiding van de functionaris Petra Lugtenburg. [1] De staatssecretaris deelde mee, dat dit team sinds 15 november hard aan het werk was. Op 15 november verschijnt blijkens de ons toegestuurde stukken ook een geheim gebleven nota. Vanaf 15 november moet de staatssecretaris behoudens enkele afwijkingen iedere donderdag met het programmateam hebben overlegd. Uit verschillende memo’s blijkt dat op die dag overleg met de staatssecretaris plaatsvond. De memo’s en nota’s die ons werden toegestuurd werden meestal enkele dagen voor dat overleg samengesteld. Op 5 november blijkt, dat de onderhandelingen van het Ministerie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en wellicht met andere maatschappelijke organisaties nog niet zijn begonnen. Op die dag wordt het congres van de VNG gehouden. Marco Florijn, toen wethouder in Leeuwarden en voorzitter van de commissie werk en inkomen van de VNG, deelde blijkens een bericht op de website van DIVOSA het volgende mee. Gemeenten kunnen en willen verantwoordelijkheid nemen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Maar ze hebben daarbij ook andere instanties nodig. De VNG wil daarom snel in gesprek met kabinet, sociale partners en onderwijsinstellingen om afspraken te maken. "We moeten geen tijd verspillen aan discussies over wie de baas is, maar stappen maken en over onze eigen schaduw heen springen", aldus Marco Florijn tijdens het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Florijn was toen voorzitter van de commissie Werk en Inkomen van de VNG en wethouder in de gemeente Leeuwarden. Hij wil met het kabinet, sociale partners en vertegenwoordigers van het onderwijs afspraken maken over hoe we verder moeten met één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Wat moet er in de regeling en hoe gaan we hem uitvoeren? Florijn gaf aan dat deze afspraken niet gemaakt kunnen worden zonder daarbij de kennis en ervaring van gemeenten te gebruiken. Ook benadrukte hij de noodzaak tot samenwerking tussen gemeenten, UWV, Cedris en het ministerie van SZW.
Het kabinet heeft plannen om te komen tot één regeling voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (Wajong, WSW, WWB), die wordt uitgevoerd door gemeenten. Om van de regeling een succes te maken zijn volgens de VNG de volgende punten noodzakelijk:
  • investeren in samenwerking met werkgevers en onderwijs: zij hebben de banen en de opleidingen om mensen te plaatsen
  • landelijke inzet op samenwerking met belangrijke sectoren: de VNG wil graag met overkoepelende sectoren landelijke afspraken maken die vervolgens in de regio worden opgepakt
  • duidelijkheid van het kabinet over budgetten, verantwoordelijkheden, middelen en mogelijkheden
Een aantal sectoren zit te springen om arbeidskrachten. Gemeenten willen graag in de regio met die sectoren samenwerken en banen vervullen. De VNG wil afspraken maken waar gemeenten mee verder kunnen.
Marco Florijn is nu wethouder in Rotterdam. 


[1]  Toespraak staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het RUA Symposium op 29 november 2010 in Amsterdam. De staatssecretaris benadrukt de noodzaak van regionale samenwerking tussen lagere overheden, instanties en werkgevers. Wat dit laatste betreft noemt hij als een mooi voorbeeld CAP100, het initiatief van de Lucille Werner Stichting om honderd mensen met een beperking aan de slag te helpen bij grote bedrijven.